1. Het bij de wetgeving van een Lid-Staat voorziene geneeskundige onderzoek kan op verzoek van het bevoegde orgaan op het grondgebied van een andere Lid-Staat worden verricht door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de rechthebbende op prestaties, op de wijze als bepaald bij de in artikel 98 bedoelde toepassingsverordening of, indien hieromtrent niets bepaald is, op een tussen de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten overeengekomen wijze.
2. Het geneeskundig onderzoek dat op de in lid 1 genoemde wijze is verricht, wordt geacht te zijn verricht op het grondgebied van de bevoegde Staat.